Historie
Oprichting
In de late middeleeuwen vormde zich rond de Sint Jan in ‘s-Hertogenbosch een groep clerici (geestelijken) en scolares (geestelijken in opleiding) die een genootschap oprichtte ter verering van Maria: de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap. In 1318 krijgt de Broederschap een officiële status met de goedkeuring van de Bisschop van Luik. De originele oprichtingsakte is nog steeds aanwezig in de archieven van de Broederschap.
Lang is aangenomen dat Gerardus van Uden de oprichter was (een beeld van hem siert nog de gevel van het Zwanenbroedershuis), echter door recent onderzoek zijn hierover twijfels ontstaan.
De leden komen samen in hun eigen kapel in de Sint Jansbasiliek om Maria te vereren, de Illustre Lieve Vrouwe. Ook besteden zij tijd en aandacht aan de onderlinge solidariteit en hulpvaardigheid, onder andere door het met regelmaat samen nuttigen van de broederlijke maaltijd. Vanaf 1372 breidt de Broederschap de activiteiten uit met armenzorg in de stad. Er konden ook leken toetreden tot de Broederschap.
Groei
In de eerste eeuwen van haar bestaan groeit de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap enorm in aantal door de toelating van niet-geestelijke buitenleden, en ook in aanzien zoals valt op te maken uit de lidmaatschappen van de schilder Jheronimus Bosch en prins Willem van Oranje. Hierdoor nemen ook de financiële middelen toe die worden aangewend om de verering van Maria nog meer luister bij te zetten. De Broederschap laat in de Sint-Jan een kapel bouwen (de huidige Sacramentskapel), er worden beroemde componisten aangetrokken die muziek componeerden en er werden zangers in dienst genomen die de erediensten opluisterden. Ook werden Maria processies gehouden. Naast de mariedevotie vormde de zorg voor de armen een belangrijke activiteit.
In 1475 krijgt de Utrechtse beeldhouwer Adriaen van Wesel de opdracht voor een nieuw Maria-altaar voor de kapel van de Broederschap. Het werk was in 1477 klaar. Hij ontving hiervoor 350 rijnsgulden. Van dit altaar bleven na de beeldenstorm twee beeldengroepen in het bezit van de broederschap en zijn te zien in de vaste opstelling van het Zwanenbroedershuis. Zij vormden, met de werken in het Rijksmuseum te Amsterdam, de sleutelstukken in het onderzoek naar het werk van Adriaen van Wesel.
Deze investeringen droegen niet alleen bij aan de meerdere glorie van de Mariadevotie en daarmee aan de reputatie van de Broederschap zelf, maar ook aan de ontwikkeling van ‘s-Hertogenbosch als belangrijk centrum van muziek, in de late Middeleeuwen.
Een eigen huis
In 1483 laat Gijsbertus van der Poorten, lid van de Broederschap, zijn pand ‘De Pauw’ aan de Hinthamerstraat na aan de Broederschap. In zijn testament stelt hij de voorwaarden dat zijn huis gebruikt moet worden voor de samenkomsten van de leden en dat er jaarlijks een maaltijd moet worden aangericht ter aankweking van de onderlinge band van de broeders. Ook moet periodiek in de Sint Jan een H. Mis worden opgedragen ter nagedachtenis aan de overleden leden. Dit gebeurt nog tot de dag van vandaag.
De naam Zwanenbroedershuis verwijst naar de titel Zwanenbroeder, die tegenwoordig nog alleen gebruikt wordt voor de koninklijke leden van de Broederschap, maar teruggaat op een ouder gebruik. Omdat in de late Middeleeuwen het recht om zwanen te houden voorbehouden is aan de adel, treft de titel Zwanenbroeder aanvankelijk de niet-geestelijke leden die door hun afkomst en welstand aanzien verschaffen aan de Broederschap en hiervan blijk geven door tijdens de broederlijke maaltijd zwaan op te dienen.
Het oorspronkelijke Zwanenbroederhuis stort in 1839 deels in. Twee van de luiken zijn bewaard gebleven en te zien in het Zwanenbroedershuis. Dankzij giften van leden, waaronder een aanzienlijke bijdrage van Koning Willem II, wordt op dezelfde plek in de jaren 1846 en 1847 het nu in gebruik zijnde huis gebouwd. Het wordt ontworpen door J.H. Laffertée, architect en docent aan de kunstacademie van Den Bosch. De inrichting van de Grote Zaal is naar ontwerp van de Bossche L.C. Hezenmans, tekenaar, schilder en restauratiearchitect. Zowel qua exterieur als interieur is het een zeer vroeg voorbeeld van neogotiek in Nederland; misschien niet geheel verbazingwekkend de stijl die Willem II erg aansprak. Het inmiddels rijksmonumentale pand fungeert eveneens als museum.
Van katholiek naar oecumene
Met de komst van de Reformatie ziet de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap zich genoodzaakt tot ingrijpende hervorming. Het gezelschap wordt in deze periode geconfronteerd met het inboeten aan betekenis van de Mariadevotie en een drastische terugloop in ledenaantal. En nadat prins Frederik Hendrik ‘s-Hertogenbosch inneemt en op zijn nadrukkelijke verzoek de protestantse gouverneur met enige van zijn vrienden tot de Broederschap worden toegelaten, dienen de statuten te worden aangepast. Vanaf 1642 zal de Broederschap bestaan uit 18 katholieke en 18 protestantse broeders, aangevuld met kandidaat-broeders uit beide geloofsstromingen. De verering van de Illustre Lieve Vrouwe als kernactiviteit komt hiermee te vervallen en wordt vervangen door het bevorderen van de eenheid onder Christenen. Deze samengang tussen katholieken en protestanten maakt de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap tot een van de oudste oecumenische gezelschappen ter wereld. De overige activiteiten die de Broederschap van oudsher uitvoert ter versterking van de onderlinge band en ter verzorging van de armen, blijven wel navolging vinden. Samen met het bevorderen van de Christeneenheid en het beheren en uitdragen van het eigen culturele erfgoed vormen zij vandaag de dag de vier pijlers waar de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap haar beleid op formuleert.